Ulrike Scholtes is PhD onderzoeker aan de UvA, met een achtergrond in antropologie en praktijken als lichaamsgerichte coaching en yoga. In haar onderzoek kijkt ze naar technieken die sensitiviteit versterken en mogelijk maken in therapeutische en artistieke praktijken. Ze beschrijft praktijken die varen op zogenaamde ‘impliciete kennis’, zoals sensitiviteit, embodiment, aanwezigheid, intuitie. Ze was aanwezig bij THIS CAN’T HAPPEN in Theater Kikker in Utrecht en beschrijft het gesprek met zichzelf tijdens de voorstelling.
“THIS CAN’T HAPPEN is een verbeeldingsexperiment” dat zich tegelijkertijd in twee laboratoria afspeelt. Eén waarbij ik me moet verhouden tot mijn omgeving en een ander waarbij ik voortdurend in discussie ben met mezelf. Het eerste laboratorium ziet er uit als een theaterzaal met trapezevormige witte objecten, een omgekeerde piramide waarvan we leren dat het een zandloper is, een jonge man die door het decor beweegt en Sjoerd heet en een aantal toeschouwers die tegelijkertijd mede-onderzoekers, onderzoeksobjecten en stoorzenders zijn.
Al tijdens de uitleg van de spelregels begint er een innerlijke mentale en fysieke strijd. Net zoals in elke onderzoekssituatie kan ik kiezen hoe ik mij tot mijn omgeving ga verhouden: kritisch of genereus? Afwachtend of agressief? Individualistisch of samenwerkend? Doordat ik toeschouwer, onderzoeker, onderzoeksobject en andermans stoorzender tegelijkertijd ben, word ik geconfronteerd met verschillende belangen en verlangens. Zo moet tijd, die we collectief kunnen winnen of verliezen in dit spel, simultaan snel en langzaam verlopen. Als onderzoeker wil ik tijd winnen, als object wil ik tijd vullen en zo snel mogelijk de ongemakkelijkheid uit. Als toeschouwer wil ik me veilig terug trekken en als onderzoeker op zoek naar grenzen. Ik wil tegelijkertijd samenwerken en controle houden; meewerken aan dit collectieve experiment, maar ook een verhaal maken dat ik goed vind. Als stoorzender ben ik net iemand anders voor; oranje? Nee, de kleur van de wolken is absoluut paars! En dan wil ik ergens ook nog de goedkeuring van Sjoerd, of misschien wel Emke Idema, de bedenker van dit experiment, die zegt “dit verhaal is echt ongekend”. Zweethanden, anticipatie, schaamte, verwachtingen, teleurstelling, slappe lach, bewondering wisselen zich voortdurend af of vormen een verwarrende mengelmoes.
Het onderzoek dat zich parallel afspeelt in het tweede laboratorium, mijn hoofd, lijkt nog ingewikkelder.
Sjoerd daagt ons vriendelijk uit om van, door hem aangereikte, ingrediënten voor een recept dat we allemaal kennen eens iets heel anders te maken. Een figuur op een fiets, voor een grote maan met een wezentje voorin zijn mandje. De maan neemt de vorm aan van het hoofd van iemand uit het publiek, die nu dus zonder hoofd naast mij zit. Haar hoofd groeit uit als een gigantisch onderdeel van het decor en mijn eigen hoofd tot een overuren draaiende gedachten en conflicten producent. Terwijl ik mijn best doe om niet te zeggen waar we allemaal aan denken en de filmposter die zich in mijn gedachten opdringt te negeren zodat er ruimte komt voor nieuws, vraagt Sjoerd welk politieke figuur er als jongetje verkleed op dat fietsje zit. Trump! Nee! Kortsluiting!
Omdat ik van mezelf alles mag, behalve wat ik al ken, draaien mijn gedachten voortdurend om wat ik al ken en wat dus niet mag: niet cliché of voor de hand liggend, maar ook niet esoterisch of zweverig; niet serieus en niet te flauw; niet te geladen, niet te veel betekenis maar zeker ook niet onzinnig; absoluut niet moralistisch. Niet Sinterklaas, Balkenende, aliens, Andre van Duin, napalm meisje, “allesoverheersende hebzucht van de mens”. Ik zoek naar een frequentie die ik nog moet leren kennen. En daarbij wordt ik voortdurend gestoord door het bekende: “ze dansen de polonaise”. Storing! Ruis… Opnieuw zoeken, afstemmen.
En dan soms wordt ik ineens verrast door een verbeelding die ik wel kan volgen, maar niet voorspellen. Hoe kan het lichaam zonder hoofd nu nog deze voorstelling ervaren? Ik leun achterover en observeer wat er ontstaat en ben even volledig toeschouwer van andermans creatie. Of van mijn eigen creatie, ontstaan vanuit een wanhopige interventie – niemand zegt iets dus dan doe ik het maar – maar uitgroeiend tot een verhaal dat daar niet was gekomen als ik mijn mond niet open had gedaan. Een verhaal dat ontstaat doordat ik praat. Jammer dat ik mij achteraf deze verhalen minder goed kan herinneren dan de verhalen die frustratie, irritatie of worsteling opriepen.
Net als menig onderzoek loopt ook dit experiment gevaar geromantiseerd en overheerst te worden door verlangens naar antwoorden of uitkomsten. Graag zouden we een verhaal willen horen over hoe zit met “onze” samenleving, “onze” verbeelding of een desbetreffende crisis of “onze” houding ten opzichte van “de media”. Of zouden we een antwoorden willen over hoe we verbeeldingsrijker door het leven kunnen gaan. Maar net als veel experimenten doet het nou precies niet dat en naar mijn idee ook heel bewust. Het geeft ons geen boodschap over de wereld, maar schept een vorm van kennis en bewustzijn die nog niet te ordenen valt en een tijdje moet resoneren.